WVOI logo

Hoofdstuk 6: Binnenklimaat in kantoren

Table of Contents

Bijlage(n)

1. Inleiding

Binnenklimaat is een breed begrip. Hiermee wordt bedoeld de toestand van temperatuur, luchtsnelheid, luchtkwaliteit (verontreinigingen), luchtvochtigheid, licht en uitzicht. Ook geluid kan worden geschaard onder het kopje binnenklimaat. Een goed binnenklimaat heeft een positief effect op de productiviteit en in lichtere mate op het ziekteverzuim. Het binnenklimaat in de werkomgeving verdient dus ruime aandacht te krijgen. Dit hoofdstuk gaat over de kantooromgeving. Voor andere werkomgevingen zoals (chemische) laboratoria gelden andere normen. De Arbowet verplicht de werkgever te streven naar zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden voor de werknemer. Dit geldt ook voor het binnenklimaat. Het verbeteren van het binnenklimaat vraagt in sommige gevallen om een hoger gebruik van energie. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de energieprestatienorm. Energieverbruik valt buiten de scope van dit hoofdstuk.

2. Doel

De productiviteit en het welzijn van de medewerker kan worden bevorderd door het binnenklimaat te optimaliseren. Het doel van dit hoofdstuk is om handvatten aan te reiken waarmee het aantal ontevreden medewerkers over het binnenklimaat zo laag mogelijk te houden: afhankelijk van het klimaataspect tussen de 10 – 30% (zie tabel 1). Dit wordt bewerkstelligd door een zo hoog mogelijk prestatieniveau van het binnenklimaat na te streven. Zo hoog mogelijk betekent rekening houdend met de omstandigheden, (o.a. weersomstandigheden) de bouwkundige staat en kwaliteit van het gebouw en mogelijkheden van de in het gebouw aanwezige klimaatbeheersingstechniek.

Streefniveaus
Het is niet realistisch om de kwaliteit van het binnenklimaat voor alle gebouwen op hetzelfde (hoge) niveau na te streven. Door onderscheid te maken in prestatieklassen (A, B en C) voor nieuwe en oude gebouwen kan de meest optimale werkomgeving voor zowel bestaande bouw als voor nieuwbouw worden nagestreefd. Hierbij moet als kanttekening worden geplaatst dat voor nieuwe gebouwen, gebouwd volgens de laatste stand der techniek, een betere prestatie verwacht mag worden dan voor ouder(re) gebouwen. Een verbouwing of renovatie is daarom uitermate geschikt om het prestatieniveau van een gebouw te verhogen.

Tabel 1 uit Praktijkboek Gezonde gebouwen [literatuur 1]

* behaaglijkheid thermisch klimaat = mate dat men het koud of warm heeft (gevoelstemperatuur).
De getallen in de tabel geven het percentage ontevredenen weer voor een bepaald aspect. Bijvoorbeeld: Prestatieklasse A, algemene behaaglijkheid, aantal ontevredenen mag maximaal 10% bedragen. Uitzondering hierop is kwaliteit van het uitzicht. Dit aspect geeft weer wat van klasse A, B en C verwacht wordt. Zie voor nadere informatie over het aspect uitzicht de paragraaf uitzicht op natuurlijke elementen.

Bij ver- of nieuwbouw:
• Kies in beginsel niveau A om een zo hoog mogelijk comfort te bewerkstelligen t.b.v. de
bevordering van de gezondheid en productie en kies niveau B indien A economisch niet
haalbaar is.
Bij bestaande gebouwen:
• Zorg minimaal voor niveau B voor alle aspecten met als onderliggende gedachte om
gezondheid en/of productie ter verhogen. Indien B economisch niet haalbaar is of er
zijn andere beweegredenen dan is voor een bestaande situatie klasse C de minimale eis.

Het aantal ontevredenen over het thermisch binnenklimaat kan berekend worden met het model van Fanger. Daarmee bereken je o.a. de Predicted Mean Vote (PMV) en het Predicted Percentage of Dissatisfied (PPD). Als van het menselijk lichaam de warmteproductie in evenwicht is met de warmteafgifte aan de omgeving dan is de PMV= 0. Hierbij wordt maximaal 5% ontevredenen verwacht. Dit betekent dat zelfs bij ideale omstandigheden een deel van de gebruikers het nog te warm of te koud vindt. Meer informatie over het PMV/PPD-model is te lezen in bijlage 1 van dit hoofdstuk.

Na nieuwbouw of implementatie van klimaat verbeterende maatregelen dient te worden onderzocht in hoeverre de aanpassingen of nieuwbouw klimatologische voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan de beoogde klasse. Een dergelijk onderzoek kan o.a. plaatsvinden door te bepalen hoeveel medewerkers klachten ondervinden van een of verscheidene klimatologische aspecten. Met andere woorden als het aantal klachten procentueel hoger is dan voor een bepaalde prestatieklasse is beschreven dient actie te worden ondernomen. Zie voor oplossingen paragaaf 4.

3.  Risico’s en streefwaarden

Het belangrijkste risico van een slecht binnenklimaat is minder productiviteit van de werkzaamheden (tot 15%) en in mindere mate verhoging van het ziekteverzuim (0,5-2,5% [2, 3]). Ook de sfeer in de werkomgeving wordt er negatief door beïnvloed. Veel gehoorde klachten zijn:
• te koud,
• te warm,
• muffe en droge lucht,
• tocht, droge ogen,
• droge keel,
• huidklachten,
• hoofdpijn,
• hinderlijk geluid,
• suffigheid.

De genoemde signalen zijn subjectief. Indien deze klachten gebouw-gerelateerd zijn, verdwijnen ze vaak na het verlaten van het gebouw of in het weekend. Ook andere signalen kunnen het gevolg zijn van een slecht binnenklimaat:
• vaak verkouden,
• overmatig zweten bij hoge temperatuur,
• langer of vaker koffiedrinken,
• meer socialiseren dan nodig,
• laat komen en/of vroeg weggaan.

Niet minder belangrijk is dat bij concentratieverlies de kans op vergissingen, ongelukken en/of ongelukjes toeneemt. Dit is het duidelijkst bij het werken met hoge temperaturen.

Onder binnenklimaat vallen de volgende onderdelen:
• temperatuur en tocht;
• luchtkwaliteit en luchtvochtigheid;
• verlichting en daglichttoetreding, uitzicht op natuurlijke elementen;
• (hinderlijk) geluid.

Temperatuur en tocht
Het thermisch klimaat kan onderscheiden worden in gematigd klimaat, waaronder gematigd warm klimaat en gematigd koud klimaat. Bij het werken in extreem warme (bv werkzaamheden nabij ovens) en koude situaties (bv werkzaamheden in een koelcel) bestaat een kans op gezondheidsschade. In een gematigd klimaat, en dat doet zich voor bij praktisch alle kantoorwerkplekken, is de kans op gezondheidsschade beperkt. Temperatuur in de werkruimte is ten opzichte van andere onderdelen van het binnenklimaat de factor die het meest van invloed is op de productiviteit. Er wordt gesproken van een thermisch behaaglijk klimaat wanneer er geen behoefte is aan hogere of lagere temperatuur. De richtlijnen voor kantoren staan in tabel 2. Niet alleen de temperatuur maar ook andere factoren kunnen zorgen voor klachten over de temperatuur van de werkruimte.
Klachten zijn:
• te koud,
• te warm,
• tocht,
• koude voeten,
• koude handen,
• vaak verkouden,
• vermoeidheid,
• kippenvel, etc.

Tabel 2: De richtlijnen voor temperatuur en tocht in kantoren [literatuur 1].

Factoren die de behaaglijkheid (nadelig) beïnvloeden:
• Temperatuur buiten
• Sterke warmtestralen door de zon (in de zomer) of koude val (in de winter) door grootglasoppervlak beïnvloeden de binnentemperatuur.
• Temperatuur binnen
• Temperatuurgradiënt (verticale)
• Een groot verschil in temperatuur tussen hoofd en voeten ( wat een zeer onaangenaam en onrustig gevoel geeft).
• Apparatuur
• Tocht
Toelichting:
Gevoel van tocht is afhankelijk van de luchtsnelheid en de turbulentie (mate van fluctuatie van de luchtsnelheid) en de temperatuur. De norm voor luchtsnelheid staat in tabel 2. Bij hogere temperaturen wordt de luchtsnelheid minder als tocht ervaren dan bij lagere temperaturen (meestal in de winter). Het toenemende gebruik van elektronische apparatuur zorgt voor geluidsoverlast en vooral in de zomer voor warmteoverlast. Bovengenoemde factoren bepalen gezamenlijk de opname en de afgifte van warmte door het lichaam. Indien er een (groot) verschil is tussen de som van de afgegeven en de opgenomen warmte, leidt dit vaak tot klachten. De optimale temperatuur is er niet. Naast persoonlijke wensen zijn ook de kleding en lichamelijke activiteit van invloed. Het zelf kunnen regelen van de temperatuur zal in de regel het aantal klachten verlagen.

Kwaliteit van de lucht
Verschillende bronnen kunnen de kwaliteit van lucht nadelig beïnvloeden:
• stof (kantoorapparatuur, open boekenkasten, volle bureaus);
• luchtvervuiling door interne oorzaken: uit bouwmaterialen, gebruik van oplosmiddelen (bijv. lijm van de vloerbedekking), schoonmaakmiddelen;
• luchtvervuiling van buiten (verkeer) (o.a. fijn stof, NO2, CO, O3, Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK );
• te hoge concentratie koolstofdioxide (CO2) door te veel mensen in een ruimte en te weinig ventilatie. De concentratie CO2 zal niet snel verstikkend werken maar wordt wel snel zo hoog dat de medewerker minder alert of slaperig wordt waardoor de productiviteit omlaag gaat (zie tabel 3);
• allergenen zoals (resten van) bacteriën en schimmels (uit de klimaatinstallatie of in de vloerbedekking), pollen van buiten;
• legionella of andere bacteriën uit stilstaand(e) water(leidingen), bevochtigingsinstallaties of waterbakken aan de radiatoren.

Deze bronnen kunnen naast infecties en allergische reacties ook irriterend zijn voor de luchtwegen en de ogen. Tabel 3 geeft de streefwaarden weer t.a.v. de toevoer van verse lucht en de kooldioxide concentratie voor de prestatieklassen A, B en C.
Klachten kunnen zijn:
• droge of branderige ogen,
• droge of geïrriteerde slijmvliezen van neus of mond,
• last van de keel,
• geïrriteerde huid,
• vaak verkouden,
• hoofdpijn,
• benauwd of bedompt gevoel,
• slaperigheid.

Tabel 3: Streefwaarden in kantoren [literatuur 1, 4]

Droge lucht
Bij bovengenoemde klachten wordt door medewerkers vaak gedacht dat te droge lucht de oorzaak is. De relatieve (lucht)vochtigheid heeft geen relatie met de klachten (zie Arbo-Infomatieblad 24 [2]). Te hoge temperatuur en/of irriterende bestanddelen in de lucht (vervuiling) zijn in de meeste gevallen de oorzaak. Verhogen van de luchtvochtigheid introduceert nieuwe risico’s: ontstaan van (resten van) bacteriën en schimmels in de lucht.

Kunstverlichting, daglichttoetreding en uitzicht op natuurlijke elementen
Verlichting
Onvoldoende hoeveelheid licht, maar ook een verkeerde opstelling van het beeldscherm ten opzichte van de lichtinval geeft grotere kans op vermoeidheid en comfortklachten. De medewerker is eerder afgeleid met als gevolg lagere productiviteit. Ook de kans op fouten en ongevallen is groter bij te weinig licht of te groot contrastverschil. Tabel 4 en 5 geven de belangrijkste streefwaarden weer voor de verschillende prestatieklassen ten aanzien van kunstlicht. Niet alleen de hoeveelheid licht is van belang om het werk goed te kunnen uitvoeren maar ook onder anderen de kleurtemperatuur, kleurweergave-index, het contrast, verblinding, spiegeling, verhouding van kunstlicht en natuurlijk licht.
Klachten die komen door onvoldoende kwaliteit van licht kunnen zijn:
• vermoeide, geïrriteerde of branderige ogen,
• last van ‘knijpen’ met de ogen
• hoofdpijn,
• nek- en schouderklachten.
Met kwaliteit van licht wordt onder anderen bedoeld:
• te veel of te helder licht;
• te weinig licht;
• verkeerde armaturen;
• te veel contrast op de werkplek.

Tabel 4: Streefwaarden voor kantoren t.a.v. kunstlicht [literatuur 1]

*Het betreft een schakelaar of een dimmer (X=aanwezig)

Tabel 5: Aanbevelingen voor andere ruimten [literatuur 5]

Daglichttoetreding
Daglicht is van essentieel belang voor het functioneren van de mens. De wisselende intensiteit van het licht, richting en kleur sturen het bioritme aan. Teveel daglicht kan het zicht op het beeldscherm hinderen (zie ook hoofdstuk 1: beeldschermwerk). Dit leidt tot grotere kans op fouten en productieverlies. Als het daglicht hinder veroorzaakt moet het beeldscherm afgeschermd worden van het daglicht.

Uitzicht op natuurlijke elementen
In het algemeen is het voor medewerkers van belang om een goed uitzicht vanaf hun werkplek te hebben. De oogspieren ontspannen zich als er ver wordt gekeken. Dit is nodig bij inspannend werk zoals beeldschermwerk. Er zijn t.o.v. uitzicht geen eisen gesteld in het Arbo-besluit en –regeling. Het is evenwel mogelijk om richtwaarden op te geven voor uitzicht. Tabel 6 geeft elementen weer die van belang zijn voor de kwaliteit van het uitzicht. De genoemde kwaliteit in de tabel heeft geen directe relatie met de diverse prestatieklassen zoals genoemd in dit hoofdstuk.

Tabel 6: Richtwaarden voor kwaliteit van uitzicht in 3 klassen [literatuur 4]

Hinderlijk geluid
Er wordt onderscheid gemaakt tussen schadelijk geluid (boven de 80 dB(A)) en hinderlijk geluid (35 – 80 dB(A)). Afhankelijk van de blootstellingduur kan schadelijk geluid lawaaidoofheid veroorzaken. Om dit risico te verkleinen geeft de Arbowet hiervoor duidelijke grenswaarden. In de kantooromgeving komt in principe alleen hinderlijk geluid voor. Hinderlijk geluid verstoort de concentratie waardoor de kans groter is op fouten en productieverlies. Wanneer geluid “hindert” is afhankelijk van de omgeving, aard van het geluid en de aard van de werkzaamheden. In een kantoor waar hoge concentratie van de medewerkers wordt vereist of in een bibliotheek hindert geluid eerder dan in een koffiekamer of secretariaat. Tabel 7 geeft een overzicht van geluidsniveaus en de daarbij horende mate van concentratie en communicatie die mogelijk is.

Tabel 7: Concentratie- en communicatiekwalificaties bij verschillende geluidsniveaus [literatuur 6]

Binnen een (kantoor)ruimte zijn de belangrijkste oorzaken:
1. geluid van apparatuur;
2. conversaties onderling en langslopende medewerkers;
3. telefoongesprekken;
4. geluid uit andere ruimte en;
5. verkeerslawaai.

Tabel 8 geeft een overzicht van streefwaarden voor geluidsisolatie en nagalmtijd voor diverse kantoorruimtes.
Tabel 8: Streefwaarden Geluidsisolatiewaarde genormeerd naar referentie nagalmtijden (DnT)

Bouwkundige aspecten bij hinderlijk geluid
De geluidsisolatiewaarde van de ramen en (binnen)muren is van belang om een ideaal geluidsniveau te verkrijgen. Tijdens nieuw- en verbouw is het van belang om rekening te houden met dergelijke geluidsisolatiewaarden om te voorkomen dat er achteraf, bij klachten over hinderlijk geluid, aanpassingen noodzakelijk zijn.

4. Oplossingen

De keuze van het prestatieniveau en het aantal ontevredenen geven aan of er actie geboden is. Het aantal ontevredenen kan gemeten worden met het PMV-model (bijlage 1). Voor een klimaatonderzoek (zie figuur 1) kunnen diverse instrumenten worden gebruikt zoals:
1. het houden van enquêtes onder de medewerkers;
2. het uitvoeren van een risico-inventarisatie en – evaluatie (RI&E) en/of
3. het uitvoeren van metingen.
Door middel van het uitvoeren van maatregelen die het binnenklimaat positief beïnvloeden, kan het gewenste prestatieniveau worden gehaald of verhoogd.

Onafhankelijk van het aantal ontevreden medewerkers zijn proactieve en preventieve maatregelen van belang , deze worden in dit hoofdstuk voor ieder onderdeel van het binnenklimaat beschreven rekening houdend met de waarden voor het hoog (A), midden (B) en laag (C) streefniveau.
Als voorbeelden zijn de zogenaamde “Goede praktijken” opgenomen in bijlage 4.


Figuur 7: Flowschema om te komen tot een verbeterd binnenklimaat

Proactieve, preventieve en curatieve maatregelen
Op verschillende niveaus kan worden gewerkt aan een beter binnenklimaat. De voorkeur gaat uit naar proactieve en preventieve maatregelen boven curatieve maatregelen.

Proactief
Houdt bij nieuw- of verbouw projecten al rekening met het binnenklimaat. Sommige maatregelen kunnen alleen in deze fase genomen worden zoals keuze van bouwmaterialen, welke werkruimte aan de zonzijde, soort glas in de ramen etc. Zie ook “hoofdstuk 5: Ver- en Nieuwbouw”.

Preventief
Zorg voor een preventief beleid dat het klimaat positief beïnvloedt. Denk hierbij aan:
1. clean desk policy;
2. schoonmaakvriendelijke inrichting;
3. doortastend schoonmaakbeleid;
4. periodieke controles van klimaatinstallaties.
Een preventieve maatregel is ook het inventariseren en evalueren van de risico’s van het binnenklimaat (uitvoeren van een Risico-inventarisatie en – evaluatie, zie hieronder).

Curatief
Zorg dat in de huidige situatie zoveel mogelijk gedaan wordt om het binnenklimaat positief te beïnvloeden. Neem klachten van medewerkers serieus en reageer hierop adequaat. Bij gezondheidsschade t.g.v. het binnenmilieu z.s.m. aanpassingen aan de werkplek verrichten.

Risico-inventarisatie en -evaluatie
In een bestaande situatie kan het binnenklimaat in veel gevallen verbeterd worden, vaak met eenvoudige middelen. Daarvoor dient eerst bepaald te worden wat het niveau het binnenklimaat in het gebouw is. Voer hiervoor een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uit. Dit houdt in:

  • Onderzoek de huidige stand van zaken (risico-inventarisatie) in het gebouw en inventariseer het aantal klachten van de medewerkers bijvoorbeeld aan de hand van een enquête. Voorbeelden van checklists zijn opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 van dit hoofdstuk. Het uitvoeren van metingen (klimaatboom) behoord ook tot de mogelijkheden.
  • Stel het huidige risiconiveau vast (bijvoorbeeld door het bepalen van de te verwachten temperatuur overschrijding aan de hand van de Adaptieve Temperatuur Grenswaarde (ATG) methode.
  • Bepaal welke verbeteringen noodzakelijk zijn en stel vast welke doelen gehaald moeten worden en welke doelen wenselijk zijn (Plan van aanpak). Volg bij het opstellen van de maatregelen de arbeidshygiënische strategie.
  • Voer het Plan van Aanpak binnen een gesteld termijn uit.
  • Evalueer periodiek of de doelen nog gehaald worden en zo ja, of de doelen bijgesteld moeten worden.

Hieronder staan per onderwerp voorbeelden van maatregelen ter verbetering van het binnenklimaat.

Temperatuur en tocht
Proactieve maatregelen

  • Houdt bij nieuw- of verbouw rekening met de warmte- en koude last. Hiermee wordt bedoeld de te dragen kleding, gebruik van apparatuur, de warmte- en koude last van ramen en zonnestralen. Door een maximum te stellen aan de jaarlijkse temperatuuroverschrijding kan berekend worden welke materialen of maatregelen nodig zijn voor een optimale temperatuursbeheersing (ATG-methode). Het beoordelen van de warmte/koude last is werk van specialisten (binnenklimaatdeskundige of arbeidshygiënist).
  • Zorg voor zonwering aan de zonzijden van het gebouw. Mogelijkheden:
    – zonwerend glas
    – zonneschermen (buitenzonwering is effectiever dan binnenzonwering)
  • Zorg voor zelfregelmogelijkheden van de medewerkers voor de temperatuur, zonwering, openen en sluiten van de ramen. Hoe meer mensen er in dezelfde ruimte werken hoe meer klachten er zijn. De warmtelast vormt meestal het grootste probleem.
  • Volg de eisen van het bouwbesluit (deze komen overeen met de eisen van de Arbowet).

Preventieve maatregelen
Ook in een bestaand gebouw kunnen de maatregelen preventief genomen worden te voorkoming van klachten:

  • Zorg voor de juiste temperatuur en vermijd tocht.
  • Zorg voor regelmatig onderhoud van de klimaatsysteem. Neem hierbij ook hygiënische maatregelen.
  • Zorg voor minder warmtelast door apparatuur en verlichting:
    – koop bij vervanging computers en beeldschermen die weinig energie gebruiken en dus ook weinig warmte afgeven,
    – let bij aanschaf van lampen op energieverbruik (b.v. Led-verlichting,).
  • Houd rekening bij het inrichten van de kantoren met negatieve invloeden van temperatuur en tocht. Voorbeelden zijn zonnestralen op de ramen, koudeval (geen werkplekken bij grote ramen), werken met open deuren.
  • Schakel overbodige verlichting en apparatuur uit (vanwege de warmtelast).

Curatieve maatregelen
Voorbeelden die u kunt nemen bij incidentele klachten of als gevolg van weersomstandigheden:

  • Plaats eventueel ventilatoren of mobiele airconditioners. Deze geven wel meer risico op tocht. Airconditioners dienen periodiek schoongemaakt te worden vanwege bacterieophoping;
  • Laat bij hoog temperaturen ‘s zomers de ventilatie ‘s nachts aan staan;
  • Pas bij hoge temperaturen de werktijden aan;
  • Zorg dat de medewerkers voldoende kunnen drinken.

Kwaliteit van de lucht
Proactieve en preventieve maatregelen 
Houdt bij nieuw- of verbouw rekening met voldoende verse lucht. Dit is afhankelijk van de ruimte, gebruik, aantal medewerkers etc. Indien mogelijk hou er dan rekening mee dat ramen kunnen worden geopend. Dit wordt door medewerkers gewaardeerd. Ook in kantoren kan de lucht te veel verontreinigd zijn met stof, (resten van) bacteriën of schimmels en/of vervuiling van buiten. Met preventieve inspanning kunnen veel klachten voorkomen worden. De optelling van onderstaande maatregelen zal de kwaliteit van de lucht verbeteren.
– Verminder de stof- en stankbelasting in de lucht:

  • kies bij aankoop voor materialen die geen stof en stank afgeven (voorbeelden: tapijt kan lang stinken, beton geeft erg lang stof af tenzij gecoat);
  • kies voor goed schoon te maken vloerbedekking waarbij rekening is gehouden met het beoogde gebruik van de ruimte;
  • controleer periodiek de roosters van het gehele mechanische ventilatiesysteem op vervuiling en vervang de luchtfilters periodiek;
  • stimuleer een cleandesk-policy en geen opslag op kasten;
  • kies voor dichte kasten;
  • plaats geen kopieermachines en printers in de werkruimte;
  • voer een effectief schoonmaakbeleid (ook op kasten, radiatoren, regelmatig tapijt reinigen);
  • gebruik hepafilters in de stofzuigers (een centraal stofzuigsysteem heeft de voorkeur maar is alleen mogelijk bij nieuw of verbouw);
  • kies voor kamerplanten die geen pollen veroorzaken.

– Richt de ruimte schoonmaakvriendelijk in:

  • geen opslag van goederen op de vloer;
  • radiatoren goed schoon te maken;
  • dichte plafonds.

– Raad bevochtiging door waterbakken aan de radiatoren af. De vorming van bacteriën en schimmels verontreinigen de lucht.

Curatief
Indien medewerker acute of reeds langdurig klachten hebben kunnen de volgende aatregelen worden genomen
• Voer een werkplekinspectie uit om oorzaken te achterhalen;
• Intensiveer het schoonmaakbeleid;
• Controleer of de luchtbehandelingsinstallatie naar behoren werkt en regelmatig wordt onderhouden;
• Controleer of er oorzaken zijn die de luchtkwaliteit negatief beïnvloeden (zie preventieve maatregelen) en neem de noodzakelijk maatregelen.
• Biedt medewerkers (indien mogelijk) een andere werkomgeving aan of pas de werkomgeving dusdanig aan dat deze eenvoudiger schoon te maken is.

Verlichting
Proactief
Onderstaande maatregelen kunnen worden verwezenlijkt bij ver- en nieuwbouw:

  • Volg NEN-EN 12464-1 op: (titel:Licht en verlichting – werkplekverlichting);
  • Zorg voor een goede balans van daglicht, kunstlicht en uitzicht op natuurlijke elementen;
  • Een norm voor voldoende daglichtoppervlak is 1/20 van het vloeroppervlak (NEN 2057);
  • Uitzicht naar buiten op zit- en stahoogte geldt voor ruimten waar men langer dan 2 uur werkt;
  • Vermijd hinderlijk licht:
    – spiegeling door (inpandige) ramen,
    – zonlicht van buiten (lichtwerende ramen);
  • Zorg voor gelijkmatige verlichting op de werkplek (weinig contrast);
  • Zorg voor (individueel) beïnvloeding van de hoeveelheid licht:
    – per werkplek de hoeveelheid licht kunnen inschakelen (dimmers);
    – per zone de verlichting kunnen schakelen (raamzijde apart van binnenmuren);
    – andere mogelijkheid is het aanbrengen van daglichtregeling (de hoeveelheid kunstlicht wordt aangepast aan het binnenkomende daglicht);
  • Geadviseerd wordt dynamische verlichting toe te passen. Hiermee wordt het natuurlijke verloop van daglicht nagebootst waardoor de concentratie wordt verhoogd. Een van de effecten is dat de “lunchdip” hiermee positief wordt beïnvloed [literatuur 1].

Preventief

  •  Geadviseerd wordt bij het inrichten van de werkruimte goed te letten op de positie van de medewerker t.o.v. de lichtbron [literatuur 6].
  • Kies bij de aanschaf van de lampen voor een vriendelijke kleurtemperatuur (tussen 3300 en 5300 K) en een kleurenindex (Ra) van minimaal 80.

Curatief
Bij klachten:

  • Realiseer in eerste instantie verbeteringen aan de standaard plafond verlichting. Laat de lichtsterkte hierbij meten. Pas in tweede instantie bureaulampen toe. Zorg dat de bureaulampen voldoende werkplek verlichten en let op contrastvorming. De lamp mag ook niet zichtbaar zijn in het blikveld.
  • Hou er rekening mee dat de nodige licht sterkte voor oudere medewerkers anders is t.a.v. jongere medewerkers. Dit betekent dat het beïnvloeden van de lichtsterkte is aan te bevelen of het plaatsen van bureaulampen.

Hinderlijk geluid
Proactieve maatregelen

  • Verkies bij het ontwerp kleine kantoren boven kantoortuinen.
  • Zorg in het ontwerp bij kantoortuinen voor brede looppaden.
  • Kies voor geluiddempende materialen op de wanden, vloeren en plafond.

Preventieve maatregelen

  • Maak afspraken over onderlinge communicatie, gebruik van telefoons als er meerdere werknemers in een ruimte werken. Oplossingen zijn een andere ruimte voor het telefoneren of een stilteruimte.
  • Plaats geluidmakende apparatuur (bijv. printers, kopieermachines) in een aparte ruime (dit is ook belangrijk voor de luchtvervuiling en beweging van medewerkers).

Curatieve maatregelen
In geval van klachten: Meet eerst het geluidsniveau en neem daarna maatregelen. Voorbeelden zijn:

  • het plaatsen van kasten en schotten,
  • het inrichten van een aparte ruimten voor overleg,
  • het inrichten van een aparte ruimten voor kleine pauzes,
  • geluiddempende materialen aanbrengen in de ruimte.

5. Wet- en regelgeving, normen en literatuur

Arbowet
artikel 3:  Zorgplicht van de werkgever voor een veilige en gezonde werkplek
artikel 5:  Verplichting Inventarisatie en -evaluatie van de risico’s
artikel 8:  Verplichting voorlichting en onderricht
artikel 11: Verplichting werknemers voor veilig werken en onderricht volgen
artikel 18: Periodiek arbeidsgeneeskundig onderzoek (PAGO), preventief medisch onderzoek (PMO)

Arbobesluit
• Artikel 3.19
Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats. De
kantoorvertrekken mogen niet te klein zijn; er moet voldoende bewegingsruimte en werkruimte
overblijven.
• Artikel 6.1 Temperatuur
De temperatuur mag geen schade toebrengen aan de gezondheid van de medewerkers.
• Artikel 6.2 Luchtverversing
Op de werkplek moet ventilatie zijn, zonder dat er hinderlijke tocht ontstaat.
• Artikel 6.3 Daglicht en kunstlicht
De werkplekken en gangen in het kantoorgebouw moeten voldoende verlicht zijn. Op
werkplekken moet indien mogelijk voldoende daglicht binnenkomen. De verlichting moet
veilig zijn.
• Artikel 6.4 Weren van zonlicht
In werkvertrekken waar direct zonlicht binnenvalt, moet het zonlicht geweerd kunnen worden.
Arboregeling
Artikel 5.2
De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de beeldscherm-
werkplek voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften:
a. de verlichting moet voldoende en passend zijn;
b. mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties door kunstmatige lichtbronnen moet worden
vermeden;
c. er treden door raam- en andere openingen, wanden en apparaten geen directe verblinding en
hinderlijke reflecties op het beeldscherm op;
d. de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het
dat op de beeldschermwerkplek valt te verminderen;
e. het geluid dat de apparatuur veroorzaakt geen verstoring
f. de apparatuur brengt geen hinderlijke warmte voort;
g. de vochtigheidsgraad is steeds toereikend.

Normen

• NEN 1087: Bepaling van de noodzakelijke ventilatie voorzieningen van gebouwen en
bepalingsmethoden voor nieuwbouw.
• NEN-EN-ISO 7730: Klimaatomstandigheden-Analytische bepaling en interpretatie van
thermische behaaglijkheid door berekeningen van de PMV- en PPD-waarden en lokale
thermische behaaglijkheid, NEN, Delft (geeft alle informatie over een comfortabel
binnenklimaat).
• NEN NEN-EN 12464-1:2003 nl Licht en verlichting – Werkplekverlichting – Deel 1: Werkplekken binnen
• Thermische behaaglijkheid. Eisen voor de binnentemperatuur in gebouwen (ISSO-publicatie
74), ISSO, Rotterdam, 2004 (bevat methoden voor de berekening van de toelaatbare
overschrijding van de klimaatgrenzen).

Bronnen
• De arbocatalogus.nl:  Handreiking kantooromgeving, w.o. kantoorverlichting, daglicht en
uitzicht, geluidshinder

Literatuur

  1. Arbo-Informatieblad nr. 24, Binnenmilieu, Sdu-uitgeverij, Den Haag
  2. Binnenmilieu en productiviteit, eindelijk harde cijfers, AC Boerstra e.a., Binnenmilieu juni 2003
  3. Literatuuronderzoek gebouwgebonden gezondheid, comfort, productiviteit en ziekteverzuim in relatie tot energiegebruik, SenterNovem; BBA BINNENMILIEU
  4. Arbothemakatern, Binnenmilieu, Ir A.C. Boerstra e.a. 2006
  5. Praktijkgids Arbeidsveiligheid, meest recente versie, D. Muis, M. van der Steeg, P. Ladage et al
  6. Arbeid en Gezondheid, meest recente versie, W. van Alphen, R. Houba et al.
  7. Arbo-Informatieblad nr. 7, Kantoren, Sdu-uitgeverij, Den Haag.
  8. Arbo-kennisdossier THERMISCH BINNENKLIMAAT, http://www.arbokennisnet.nl/images/dynamic/Dossiers/Klimaat_verlichting/D_Thermisch_binnenklimaat.pdf
  9. Arbobondgenoten https://www.fnv.nl/themas/veilig-en-gezond-werken/10.
Ga naar de inhoud